
Het verschijnsel mens
is in essentie een belichaming
van zuiver bewustzijn,
maar met een geest die
een eigen werkelijkheid schept.
ADVAITA VEDANTA
Advaita Vedānta is een term uit het Sanskriet en betekent ‘leer van niet-twee’, of non-dualiteit.
Waar alleen bewustzijn is - ‘Alleen maar zijn’ - is een toestand van niet-twee.
Dit stelt ons in staat om van binnenuit in harmonie te zijn met alles om ons heen.
Zodra de geest volledig stil is, zonder gedachtes en emoties, dan is er geen hechting met de ik-persoon ofwel het ego. Dan is er de verbinding met wat we werkelijk zijn, wat zuiver bewustzijn is. Er is niet langer ik en de ander, aangezien de ik afwezig is. Wat er wel is, is eenheid.
Deze non-duale visie, die zijn wortels heeft in India, past uitstekend in onze westerse wereld en heeft heel veel te bieden voor ons ‘westerse’ leven. Advaita Vedānta is een krachtige aanvullende waarde voor westerse filosofieën zoals die van Plato, Marsilio Ficino en het christendom.
ADVAITA VEDANTA FILOSOFIE
De eeuwenoude geschriften uit de Vedische traditie worden de Veda’s genoemd. Veda betekent kennis. De Upanishads vormen het laatste gedeelte van de Veda’s en samen met de Bhagavad Gita en de Brahmasutras zijn ze de drie pijlers van de Advaita Vedanta onderwijstraditie.
Het doel van de Advaita Vedanta filosofie is moksha, de bevrijding van elk gevoel van gebrek of beperking. Bevrijding van de voortdurende zoektocht naar geluk.
De Veda’s zijn eeuwenoud en werden oorspronkelijk mondeling in de vorm van matra’s doorgegeven. Naar schatting werden ze pas vanaf 500 voor Christus in het Sanskiet opgeschreven.
LEVENDE TRADITIE
Shankara wordt gezien als de belangrijkste filosoof van de Advaita Vedanta filosofie. Hij was de eerste leraar in de lerarentraditie van de Advaita Vedanta filosofie. Hij leefde, naar men zegt, rond 800 na Christus. Hij liet een systeem van 4 leraren achter, 1 in elke windstreek, met de bedoeling de zuiverheid van de leer voor het nageslacht in ongerepte staat te bewaren. Tot op de dag van vandaag worden deze 4 ‘zetels’ bekleed door leraren die verkozen worden om de advaita vedanta leer levend te houden, om spiritueel onderwijs te geven en kennis door te geven aan mensen die daarom vragen.
Shankara richtte zich vooral op Datgene wat de mens in essentie is. Hij benadrukte steeds de mogelijkheid van de mens om onderscheid te maken tussen de werkelijkheid en de niet-werkelijkheid. Het absolute ZIJN staat zo tegenover het individuele zijn, zoals klei staat tot een pot. De pot is de vergankelijke vorm van klei en de ruimte die de pot inneemt slechts een beperking van de alomtegenwoordige oneindige ruimte die altijd en overal is. De ruimte van de pot en de oneindige ruimte zijn één en hetzelfde. Er is enkel tweeheid als wij die zelf aanbrengen.
Spirituele onwetendheid is de oorzaak van alle complicaties en leed.
LEVENDE LERAREN
Eén van de leraren in de traditie was Śrī Śāntānanda Sarasvatī, die vanaf 1965 tot aan zijn dood in 1997, voor deze school zeer belangrijk was. In die periode zijn vele aanwijzingen van hem opgetekend en die spelen tot op de dag van vandaag een rol in onze School.
DE ESSENTIE VAN DE MENS
Het verschijnsel mens is in essentie
een belichaming van zuiver bewustzijn,
maar met een geest die een eigen werkelijkheid schept.
Dat leidt enerzijds tot een creatief leven,
maar anderzijds houdt het de mens gebonden
aan ideeën, meningen, wensen en verlangens.
Hierdoor ervaart de mens voornamelijk
geluk van voorbijgaande aard,
beperkt tot de vervulling van eigen wensen in dit leven.
Het zuiver bewustzijn, alleen maar ‘zijn’,
is volgens Advaita Vedānta duurzaam geluk,
en stelt de mens in staat om op vol vermogen,
in harmonie met alles om zich heen, te leven.
Dit duurzame geluk is, met de nodige inspanning,
voor ieder mens te realiseren.